De werknemer met parkinson en zijn werkomgeving passen in de praktijk met succes vele manieren toe om met eventuele beperkingen toch nog te blijven functioneren. Goed uitvragen van de cognitieve vermogens en beperkingen in relatie tot het werk heeft voor de bedrijfs-, verzekeringsarts en de werknemer meerwaarde en is de methode van voorkeur. Dit vraagt om kennis van de mogelijke cognitieve beperkingen bij progressie van parkinson.
Voor een snelle, globale screening van het cognitief functioneren wordt vooral de ‘mini-mental state examination’ (MMSE) veel toegepast. Nadeel van deze schaal is de beperktheid in het aantal en de uitgebreidheid van de cognitieve domeinen die met deze taak worden onderzocht. Een neuropsychologisch onderzoek heeft geen specifieke waarde voor het vastleggen van de cognitieve beperkingen voor arbeid. Redenen hiervoor zijn de fluctuaties van de beperkingen over de dag of de week met grote verschillen tussen aan en uit staan (on en off) en dat men afzonderlijke cognitieve functies in een rustige omgeving test, waardoor de testpersoon zich maximaal kan concentreren. Terwijl de dagelijkse werkpraktijk de cognitieve vermogens onder dynamische omstandigheden en vaak in combinaties aanspreekt. Het is mogelijk dat uit het NPO cognitieve beperkingen komen terwijl de werknemer met parkinson daar niet echt tegenaan loopt in zijn werk in die mate dat het een beperking is en vice versa.
Een ergotherapeut kan de werknemer observeren binnen de werksituatie en hierdoor meer informatie krijgen over de cognitieve beperkingen die ervaren worden. Een klein aantal ergotherapeuten is inmiddels geschoold in de PRPP@work.